Betekenis van:
school

school (de ~ | meervoud scholen)
Zelfstandig naamwoord
  • inrichting waar onderwijs gegeven wordt
"de school duurt tot 12 uur"
"naar school gaan"

Hyperoniemen

Hyponiemen

school (de ~ | meervoud scholen)
Zelfstandig naamwoord
  • richting in kunst of wetenschap
"de Haagse school"
"de Haagse School"

Hyperoniemen

school (de ~ | meervoud scholen)
Zelfstandig naamwoord
  • groep vissen
"een school [haring]"

Hyperoniemen

school
Zelfstandig naamwoord
  • een onderwijsinstelling waar les wordt gegeven aan leerlingen.
"Het is verplicht dat kinderen naar school gaan."
school
Zelfstandig naamwoord
  • een zwemmende groep gelijksoortige vissen.
"Daar zwom een school karpers."
school
Zelfstandig naamwoord
  • borstslag die in het zwemonderwijs geleerd wordt
"100 school"

Synoniemen

Hyperoniemen

school
Zelfstandig naamwoord
  • gebouw waar onderwijs gegeven wordt; gebouw v.e. onderwijsinstelling

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Uniformen verschillen van school tot school.
  2. Ga naar school.
  3. Heb je vandaag school?
  4. Dat is onze school.
  5. Tom ging van school.
  6. Waar is je school?
  7. Dat is mijn school.
  8. Ik ga naar school.
  9. Waar is de school?
  10. Onze school is afgebrand.
  11. Bob is populair op school.
  12. Was je toen op school?
  13. Hoe laat is school uit?
  14. Wij moeten naar school gaan.
  15. Ik vind school niet leuk.