Betekenis van:
school
school (de ~ | meervoud scholen)
Zelfstandig naamwoord
- inrichting waar onderwijs gegeven wordt
"de school duurt tot 12 uur"
"naar school gaan"
Hyperoniemen
Hyponiemen
school (de ~ | meervoud scholen)
Zelfstandig naamwoord
- richting in kunst of wetenschap
"de Haagse school"
"de Haagse School"
Hyperoniemen
school (de ~ | meervoud scholen)
Zelfstandig naamwoord
- groep vissen
"een school [haring]"
Hyperoniemen
school
Zelfstandig naamwoord
- een onderwijsinstelling waar les wordt gegeven aan leerlingen.
"Het is verplicht dat kinderen naar school gaan."
school
Zelfstandig naamwoord
- een zwemmende groep gelijksoortige vissen.
"Daar zwom een school karpers."
school
Zelfstandig naamwoord
- borstslag die in het zwemonderwijs geleerd wordt
"100 school"
Synoniemen
Hyperoniemen
school
Zelfstandig naamwoord
- gebouw waar onderwijs gegeven wordt; gebouw v.e. onderwijsinstelling
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Uniformen verschillen van school tot school.
- Ga naar school.
- Heb je vandaag school?
- Dat is onze school.
- Tom ging van school.
- Waar is je school?
- Dat is mijn school.
- Ik ga naar school.
- Waar is de school?
- Onze school is afgebrand.
- Bob is populair op school.
- Was je toen op school?
- Hoe laat is school uit?
- Wij moeten naar school gaan.
- Ik vind school niet leuk.