Betekenis van:
schoondochter

schoondochter (de ~ | meervoud schoondochters)
Zelfstandig naamwoord
  • vrouw van je zoon

Hyperoniemen

schoondochter
Zelfstandig naamwoord
  • de vrouw van een zoon of dochter

Voorbeeldzinnen

  1. Band met PIFWC: schoondochter van Ratko MLADIC
  2. Band met PIFWC: schoondochter van Ratko MLADIC (MLADIĆ)
  3. Band met PIFWC: schoondochter van Ratko MLADIC (MLADIĆ)
  4. geen van de volgende verwantschapsbetrekkingen tussen de partners bestaat: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zuster, tante of oom en neef of nicht, schoonzoon of schoondochter.
  5. geen van de volgende verwantschapsbetrekkingen tussen de partners bestaat: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zuster, tante of oom en neef of nicht, schoonzoon of schoondochter;
  6. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broers en zusters (of halfbroers en halfzusters), grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).