Betekenis van:
schoonmaak
schoonmaak (de ~ | meervoud schoonmaken)
Zelfstandig naamwoord
- schoonmaak; het schoonmaken v.h. huis
"de grote schoonmaak"
"aan de schoonmaak zijn"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- schoonmaak en onderhoud,
- Schoonmaak van woningen
- Schoonmaak van woningen
- Schoonmaak- en afvalverwijderingsdiensten
- schoonmaak- en onderhoudsproducten en -processen en pesticiden;
- Antislipmaatregelen, sneeuwploegen, wegnivelleringswerken, sneeuwverwijdering en schoonmaak van verkeersborden.
- Schoonmaak- en onderhoudsproducten, schoonmaakartikelen en niet-duurzame huishoudartikelen
- Sanering en schoonmaak van bodem en water (CPC 94060**)
- voor de schoonmaak en ontsmetting van gebruikte producten;
- Kosten voor de schoonmaak en ontsmetting van de bedrijven:
- Voorbeelden: vervanging van subsystemen (bv. batterijen, licenties, software), periodieke schoonmaak en controle en calibratieprocedures.
- VOORBEELDEN: vervanging van subsystemen (bv. batterijen, licenties, software), periodieke schoonmaak en controle en calibratieprocedures.
- Schoonmaak- en onderhoudsproducten zoals wasmiddelen, detergentia, wasverzachters, luchtverfrissers, boenwas, polijstmiddelen, bleekmiddelen, ontsmettingsmiddelen, insectendodende en schimmelwerende middelen en gedistilleerd water
- Deze schoonmaak- en ontsmettingsroutines mogen geen negatief effect hebben op de gezondheid of het welzijn van de dieren.
- Er werd één ingevulde vragenlijst ontvangen van een fabrikant van een heel assortiment was-, schoonmaak- en lichaamsverzorgingsmiddelen.