Betekenis van:
schoor

schoor
Zelfstandig naamwoord
  • een steunbalk die onder of tegen iets geplaatst is
"Als laatste werd de schoor verwijderd."
schoor (de ~ | meervoud schoren)
Zelfstandig naamwoord
  • ondersteunende balk; ondersteunende balk; steunbalk
"iets met een schoor schragen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Tom douchte en schoor zich.