Betekenis van:
schoppen

schoppen
Zelfstandig naamwoord
  • ?, een kleursoort in het kaartspel
"Ik bood twee schoppen."
schop (de ~ | meervoud schoppen)
Zelfstandig naamwoord
  • stoot met de voet; stoot met de voet
"een vrije schop"
"schoppen uitdelen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schoppen
Werkwoord
  • een schop geven
"een [hond/tegenstander/bal] schoppen"
"tegen [een bal/steen] schoppen"

Synoniemen

Hyperoniemen

schoppen
Werkwoord
  • een trap geven
"Hij schopte de bal in het net."
schoppen
Werkwoord
  • ''het ver schoppen'': succesvol zijn in het leven
"Hij kwam uit een eenvoudige familie, maar schopte het ver doordat hij een succesvol bedrijf begon."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Schoppen
  2. Spaden en schoppen
  3. Spaden en schoppen 8201.10
  4. Spaden en schoppen
  5. Mechanische schoppen, excavateurs, ..., met eigen beweegkracht, n.e.g.
  6. mechanische schoppen, excavateurs (emmergravers) en laadschoppen
  7. Mechanische schoppen, excavateurs, …, met eigen beweegkracht, n.e.g.
  8. emmers, bakken, grijpemmers, schoppen, grijpers en tangen
  9. Mechanische schoppen, excavateurs, ..., met eigen beweegkracht, n.e.g.
  10. de dieren te slaan of te schoppen;
  11. Mechanische schoppen, ..., waarvan de bovenbouw 360o kan draaien
  12. Graafemmers, schoppen, grijpers en tangen voor kranen of graafmachines
  13. Mechanische schoppen, ..., waarvan de bovenbouw 360o kan draaien
  14. Mechanische schoppen, …, waarvan de bovenbouw 360° kan draaien
  15. wegwalsen– schoppen, excavateurs (emmergravers), laadschoppen, wegwalsen, schapenpootwalsen en andere bodemverdichtingsmachines, met eigen beweegkracht: