Betekenis van:
schor

schor (de ~ | meervoud schorren)
Zelfstandig naamwoord
  • aangeslibd land; aangeslibd buitendijks land; aangeslibd land; aangeslibd land; schor
"op de schor"

Synoniemen

Hyperoniemen

schor
Zelfstandig naamwoord
  • kwelder, onbedijkt stuk drasland bij regelmaat blootstaande aan zilte overstroming
schor
Bijvoeglijk naamwoord
  • schor; hees; hard en schor
"een schorre keel/stem"
"zijn keel schor schreeuwen"

Synoniemen

schor
Bijvoeglijk naamwoord
  • hees