Betekenis van:
schorem
schorem (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- slecht, onbeschoft volk
"het is allemaal schorem"
Synoniemen
- tuig
- addergebroed
- boeventuig
- falderappes
- gajes
- geboefte
- gebroed
- gespuis
- geteisem
- satansgebroed
- schorriemorrie
- schuim
- schuimsel
- slangegebroed
- slangengebroed
- uitschot
- uitvaagsel