Betekenis van:
schouder

schouder
Zelfstandig naamwoord
  • gewricht dat een arm met de romp verbindt
schouder
Zelfstandig naamwoord
  • ''(bij uitbreiding)'' elk van de bovenste delen van de romp van de hals tot en met het begin van de arm

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze leunde op zijn schouder.
  2. Een broer is als een schouder.
  3. Hij legde zijn hand op mijn schouder.
  4. Ze klopte me op de schouder.
  5. Teder legde hij zijn hand op haar schouder.
  6. Teder legde hij zijn hand op haar schouder.
  7. Schouder
  8. Schouder gerond
  9. Schouder: rond en dik
  10. Schouder zeer sterk gerond
  11. Schouder rond en dik
  12. Schouder sterk gerond
  13. Schouder vrij goed ontwikkeld
  14. Schouder: veeleer smal, weinig dik
  15. Schouder veeleer smal, weinig dik