Betekenis van:
schraal
schraal
Bijvoeglijk naamwoord
- armzalig, minimaal
"Door de droogte was er maar een schrale oogst."
schraal
Bijvoeglijk naamwoord
- onaangenaam uitdrogend
"Hij zocht beschutting van de schrale wind."
schraal
Bijvoeglijk naamwoord
- uitgedroogd, geïrriteerd
"Zij smeerde wat balsem op de schrale plekken op haar handen."
schraal
Bijvoeglijk naamwoord
- uitgedroogd; guur
"schraal weer"
"een schrale wind"
Synoniemen
schraal
Bijvoeglijk naamwoord
- weinig of geen vruchten voortbrengend
"schrale grond"
Synoniemen
Voorbeeldzinnen
- 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)
- Laaggelegen schraal hooiland (met Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)
- Laaggelegen schraal hooiland (met Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis)