Betekenis van:
schrijven

schrijven
Werkwoord
  • meedelen op schrift
"iemand een brief schrijven"
"iemand schrijven dat je niet kan komen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schrijven
Werkwoord
  • geschikt zijn voor het schrijven
"licht schrijven"
"niet gemakkelijk schrijven"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schrijven
Werkwoord
  • opschrijven, noteren
"leren schrijven"
"iets op je buik (kunnen) schrijven"

Hyperoniemen

Hyponiemen

schrijven
Werkwoord
  • tekst in tekens vastleggen
schrijven (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • geschreven boodschap; brief
"hij heeft een schrijven van de burgemeester ontvangen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

schrijven
Zelfstandig naamwoord
  • een stuk in tekens vastgelegde tekst
schrijven
Zelfstandig naamwoord
  • de handeling van het in tekens vastleggen van tekst

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Moet ik een brief schrijven?
  2. Hij zal een brief schrijven.
  3. Ik moet een brief schrijven.
  4. Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.
  5. Vader is bezig brieven te schrijven.
  6. We zijn het verslag aan het schrijven.
  7. Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.
  8. Ze kan niet lezen of schrijven.
  9. Ik ben een brief aan het schrijven.
  10. Ik heb geen tijd om te schrijven.
  11. Ik ga morgen een brief schrijven.
  12. Ik wil niet schrijven met deze pen.
  13. Vandaag begin ik een raplied te schrijven.
  14. Verbeteren is soms moeilijker dan schrijven.
  15. Ze is klaar met het schrijven van een brief.