Betekenis van:
schuim
schuim
Zelfstandig naamwoord
- iets dat veel luchtbellen bevat
schuim
Zelfstandig naamwoord
- slecht, onbeschoft volk
Synoniemen
- tuig
- addergebroed
- boeventuig
- falderappes
- gajes
- geboefte
- gebroed
- gespuis
- geteisem
- satansgebroed
- schorem
- schorriemorrie
- schuimsel
- slangegebroed
- slangengebroed
- uitschot
- uitvaagsel
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Schuim
- PUR-schuim
- Pvc-schuim
- op vlees gelijkend schuim
- vlokken en schuim (decoratieartikel);
- 'Syntactisch schuim' voor gebruik onder water:
- ’Syntactisch schuim’ voor gebruik onder water:
- Geëxpandeerd schuim voor vast aangebrachte brandblusinstallaties op chemicaliëntankers
- Het schuim bestaat uit twee lagen 25 mm dik Confor™-schuim van het type CF-45 of een gelijkwaardig product.
- Het op vlees gelijkend schuim is 25 mm dik Confor™-schuim van het type CF-45 of een gelijkwaardig product.
- ’Syntactisch schuim’ voor gebruik onder water, met de volgende kenmerken:
- Geëxpandeerd schuim voor vast aangebrachte brandblusinstallaties op chemicaliëntankers IMO Res.
- afval van organische oplosmiddelen, koelmiddelen en drijfgassen voor schuim/aërosolen
- ‚Syntactisch schuim’ voor gebruik onder water, met de volgende kenmerken:
- Het op vlees gelijkend schuim is 25 mm dik Confor™-schuim van het type CF-45 of een gelijkwaardig product.