Betekenis van:
schuit
schuit (de ~ | meervoud schuiten)
Zelfstandig naamwoord
- grote schoen
"wat een enorme schuiten heb jij zeg!"
Hyperoniemen
Hyponiemen
schuit
Zelfstandig naamwoord
- een eenvoudig open vrachtvaartuig zonder dek, opbouw of aandrijving
"De schuitje lag vlak bij de haven in het water te dobberen."
schuit
Zelfstandig naamwoord
- een grote schoen
"Wat een schuiten heb je toch!"
schuit
Zelfstandig naamwoord
- bij het weven gebruikte houder met het klosje garen
Voorbeeldzinnen
- Lash/seabee-schuit