Betekenis van:
schuur
schuur (de ~ | meervoud schuren)
Zelfstandig naamwoord
- eenvoudig gebouw dat tot bergplaats dient
"in de schuur"
Hyperoniemen
Hyponiemen
schuur
Zelfstandig naamwoord
- een opslagplaats bij het huis
"Zet die fiets eens in de schuur."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Bouwen van schuur
- schuur-, slijp- en polijstmachines
- Puimsteen, natuurlijke schuur-, slijp- en polijstmiddelen
- Vervaardiging van schuur-, slijp- en polijstmiddelen
- van andere geagglomereerde schuur-, slijp- of polijstmiddelen of van keramiek
- van kunstmatige schuur-, slijp- of polijstmiddelen, met bindmiddel
- Natuurlijke/kunstmatige schuur-, ... polijststenen, poeder/korrels, drager textielvezel
- Natuurlijke/kunstmatige schuur-, ... polijststenen in poeder/korrels, drager ander materiaal
- NACE 23.91: Vervaardiging van schuur-, slijp- en polijstmiddelen
- NACE 26.81: Vervaardiging van schuur-, slijp- en polijstmiddelen
- Schuur-, slijp- en polijstmachines voor hout, kurk, been, enz.
- Natuurlijke/kunstmatige schuur-, ... polijststenen, poeder/korrels, drager papier/karton
- Natuurlijke/kunstmatige schuur-, ... polijststenen, poeder/korrels, drager papier/karton
- Slijp-, schuur en schaafmachines, met ingebouwde elektromotor, handgereedschap, werkend met externe energiebron
- amaril, natuurlijk korund, natuurlijk granaat en andere natuurlijke schuur-, slijp- en polijstmiddelen