Betekenis van:
show

show (de ~ | meervoud shows)
Zelfstandig naamwoord
  • (theater)voorstelling
"een show geven"
"de show stelen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

show
Zelfstandig naamwoord
  • een onderhoudende presentatie.
"Hij maakte er een hele show van."
show (de ~ | meervoud shows)
Zelfstandig naamwoord
  • tentoonstelling/presentatie

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het publiek was enthousiast over de show.
  2. „No-show”-antecedenten
  3. „Go-show”-informatie
  4. De Nations Cup tijdens de Dublin Horse Show
  5. Met name de ILA Berlin, de internationale luchtvaartshow in Parijs, de Farnborough Air Show in het Verenigd Koninkrijk en de beurs voor de defensie-industrie (MSPO) in Polen.
  6. Op de website van KPN wordt gemeld dat UMTS beschikbaar is voor 9 miljoen mensen in 130 steden in Nederland: http://www.kpn.com/kpn/show/id=716554 .
  7. De Nations Cup tijdens de Dublin Horse Show heeft tevens een onmiskenbaar cultureel belang omdat het de tak van Iers springconcours promoot en de sterkste teams in de springconcourswereld aantrekt.