Betekenis van:
sinaasappelsap
sinaasappelsap (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- sap van sinaasappels; sinaasappelsap; sinaasappelsap
"puur sinaasappelsap"
"een pak/glas sinaasappelsap"
Synoniemen
Hyperoniemen
sinaasappelsap
Zelfstandig naamwoord
- een vruchtensap dat uit sinaasappels bereid is
Voorbeeldzinnen
- Ja, sinaasappelsap, alstublieft.
- Sinaasappelsap of champagne?
- Ik zou graag sinaasappelsap willen hebben.
- sinaasappelsap:
- Sinaasappelsap
- Sinaasappelsap n.e.g.
- CPA 10.32.12: Sinaasappelsap
- Appels, tomaten, sla, aardbeien, prei, sinaasappelsap, sluitkool, rogge/haver.
- Negen subgroepen: Champignons, Mandarijnen, Ananas, Sinaasappelsap, Appelsap, Tomaten, Knoflook, Druivensap.
- Bevroren sinaasappelsap, ongegist, zonder toegevoegde alcohol, niet geconcentreerd
- Andere sinaasappelsap, ongegist, zonder toegevoegde alcohol, niet geconcentreerd
- Bloemkool, paprika's, tarwe, aubergines, druiven, erwten (bevroren/vers, zonder peul), bananen en sinaasappelsap Voor sinaasappelsap geven de EVA-staten de herkomst aan (concentraat of verse vruchten).
- Aubergines, bananen, bloemkool, tafeldruiven, sinaasappelsap [3], erwten (vers/bevroren, zonder peul), paprika’s en tarwe.
- Voor sinaasappelsap geven de lidstaten de herkomst aan (concentraat of verse vruchten).
- Aubergines, bananen, bloemkool, tafeldruiven, sinaasappelsap [4], erwten (vers/bevroren, zonder peul), paprika’s, tarwe.