Betekenis van:
slang

slang (de ~ | meervoud slangen)
Zelfstandig naamwoord
  • kruipend, langgerekt reptiel zonder ledematen
"een slang met de staart in de bek"
"kronkelen als een slang"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

slang (de ~ | meervoud slangen)
Zelfstandig naamwoord
  • buigzame buis voor vloeistof
"een slang afkoppelen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

Slang
Zelfstandig naamwoord
  • sterrenbeeld

Hyperoniemen

slang
Zelfstandig naamwoord
  • koers met beperkte ruimte voor onderlinge koersfluctuaties

Synoniemen

Hyperoniemen

slang
Zelfstandig naamwoord
  • een reptiel met een relatief lang lijf en een vaak glad lichaam zonder ledematen
slang
Zelfstandig naamwoord
  • een buigzame buis
slang (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vaktaal; taal v.e. (sociale) groep; informele taal v.e. bepaalde groep

Synoniemen

Hyperoniemen

slang (de ~ | meervoud slangen)
Zelfstandig naamwoord
  • gemene vrouw; pinnig iemand; gemene vrouw

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Deze slang is niet giftig.
  2. Het is de slang die Eva verleidt.
  3. Is die slang dood of levend?
  4. Het is de slang die Eva verleidt.
  5. Ik rilde bij het zien van de slang.
  6. De twaalf dieren van de Chinese dierenriem komen van elf diersoorten die in de natuur voorkomen, met name de rat, os, tijger, konijn, slang, paard, aap, haan, hond en varken, en ook de legendarische draak; ze worden als kalender gebruikt.
  7. Flexibele slang
  8. Chileense slang
  9. Binnendiameter van de slang
  10. Bevestiging van slang en koppelingen
  11. Thamnophis sirtalis Gewone kousenband-slang
  12. De slang moet 150000 impulsen ondergaan.
  13. De slang moet tenminste 150000 impulsen ondergaan.
  14. Binnendiameter van de slang [in mm]
  15. „Flexibele brandstofleiding”: een flexibele buis of slang waardoor aardgas stroomt.