Betekenis van:
slangengebroed
slangengebroed
Zelfstandig naamwoord
- slecht, onbeschoft volk
Synoniemen
- tuig
- addergebroed
- boeventuig
- falderappes
- gajes
- geboefte
- gebroed
- gespuis
- geteisem
- satansgebroed
- schorem
- schorriemorrie
- schuim
- schuimsel
- slangegebroed
- uitschot
- uitvaagsel