Betekenis van:
sloot

sloot (de ~ | meervoud sloten)
Zelfstandig naamwoord
  • smal afvoerkanaal; water
"oude koeien uit de sloot halen"
"slootje springen"

Synoniemen

Hyperoniemen

sloot
Zelfstandig naamwoord
  • smalle watergang om of tussen weilanden
"De auto vloog over een sloot en kwam in een weiland tot stilstand."
sloot
Zelfstandig naamwoord
  • aanzienlijke hoeveelheid
"Ik heb vandaag al een sloot water gedronken."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hij sloot de ogen.
  2. Hij sloot de deur.
  3. Hij sloot de deur.
  4. Mijnheer Hobson sloot de winkel en ging naar huis.
  5. Mary sloot zichzelf op in haar kamer en deed alle ramen dicht.
  6. BE sloot dit contract voordat zij Eggborough had overgenomen.
  7. Fogasa sloot twee terugbetalingsovereenkomsten met Sniace, op 5 november 1993 en 31 oktober 1995.
  8. Derhalve sloot zij de twee projecten uit van het toepassingsgebied van die beschikking.
  9. Op 5 juni 2006 sloot BAWAG-PSK een overeenkomst met de Refco-schuldeisers.
  10. Voorts sloot de Franse potasindustrie haar deuren omdat de mijnen uitgeput waren.
  11. Geen beperkende factor: verstrekte scholingsniveau sloot goed aan bij de behoeften van de onderneming
  12. Het concept „niet voorzienbare kosten” werd nader beschreven in de openbaredienstcontracten die Zuid-Moravië sloot met de respectieve vervoerders.
  13. Teneinde herhalingen te voorkomen, sloot genoemde onderneming zich voor de rest aan bij de door Duitsland geformuleerde juridische beoordeling.
  14. In 1999 sloot de scheepswerf Ateliers et Chantiers du Havre — Construction navale (ACH-CN) in Le Havre wegens faillissement.
  15. In 2004 sloot de onderneming overeenkomsten voor het terugbetalen van schulden aan banken en aan haar werknemers, en werd een regeling getroffen met andere particuliere schuldeisers.