Betekenis van:
sluiten
sluiten
Werkwoord
- dichtgaan
"de winkel sluit (om acht uur)"
"de koffer sluit niet goed"
Hyperoniemen
sluiten
Werkwoord
- toedoen, dichtmaken
"We moeten deze weg sluiten voor het wegverkeer, anders gebeuren er ongelukken."
sluiten
Werkwoord
- ''een compromis ~'': ondanks verschillen tot overeenkomst komen
"Zij hebben toch nog een compromis weten te sluiten."
sluiten
Werkwoord
- (een overeenkomst) sluiten met inachtneming van de verschillende formaliteiten of handelingen
"een huwelijk sluiten"
"vriendschap sluiten (voor het leven)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
sluiten
Werkwoord
- dichten; sluiten; dichtmaken; medewerking aan iets ongunstigs; dicht maken
"het raam sluiten"
"een winkel sluiten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?
- Het is te laat om de staldeur te sluiten als het paard inmiddels al is weggelopen.
- De directeur van de school wil de kantine sluiten en een nieuwe recreatieruimte creëren voor de studenten.
- Te sluiten
- Sluiten van automatische bedrijfsdeuren
- Het sluiten van rekeningen
- (sluiten van deuren)
- Te verkopen/sluiten sold/closed
- Sluiten en vergrendelen van deuren
- Het sluiten van een deur:
- Sluiten van zakken en containers
- Vaardigheid in het sluiten van nieuwe contracten
- Van financiering uit te sluiten uitgaven
- activeren van de deurvergrendeling (openen of sluiten)
- Van financiering uit te sluiten uitgaven