Betekenis van:
smak
smak (de ~ | meervoud smakken)
Zelfstandig naamwoord
- harde val, slag, klap
"met een smak (neerkomen)"
"een (harde) smak maken"
Hyperoniemen
smak
Zelfstandig naamwoord
- / ''verouderd'' een vaartuig zonder onderra dat zich met de kustvaart en visvangst bezig hield.blz. 219
"In het ruim van een smak kon van alles en nog wat gegooid worden."
smak
Zelfstandig naamwoord
- een val eindigend in een luide plof.
"Hij maakte een lelijke smak en brak zijn rechterbeen."