Betekenis van:
smoel
smoel (de ~ | meervoud smoelen)
Zelfstandig naamwoord
- voorzijde van het menselijk hoofd
"die smoel van jou staat me niet aan"
"iemand op zijn smoel (slaan)"
Synoniemen
- gezicht
- aangezicht
- aanschijn
- facie
- fieselefacie
- fieselemie
- gelaat
- ponem
- porem
- postzegel
- smoelwerk
- snoet
- snufferd
- toet
- toetje
- tronie
- snuit
- bakkes