Betekenis van:
snoep

snoep
Zelfstandig naamwoord
  • een meestal grotendeels van suiker vervaardigde lekkernij
"Jij eet toch geen snoep voor het avondeten?"
snoep (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • lekkers, lekkernij
"een zak(je) snoep"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn zus houdt van snoep.
  2. Snoep niet tussen de maaltijden.
  3. Ik neem snoep mee voor de kinderen.
  4. Ik heb liever koekjes of snoep dan alcohol, maar ik drink wel.
  5. Snoep/suikergoed
  6. „smaakspel” speelgoed waarmee kinderen snoep of gerechten kunnen maken met behulp van voedingsingrediënten zoals zoetstoffen, vloeistoffen, poeders en geur- en smaakstoffen; 26.