Betekenis van:
sociologie

sociologie (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • studie v.d. samenleving
"toegepaste sociologie"
"sociologie doceren/studeren"

Hyperoniemen

Hyponiemen

sociologie
Zelfstandig naamwoord
  • de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van de menselijke samenleving
"Hij heeft zijn studie sociologie vorige maand afgemaakt."

Voorbeeldzinnen

  1. Sociologie
  2. Grondbeginselen van de sociologie en medisch-sociale vraagstukken
  3. Reflectie op en discussie over wetenschap en technologie en hun plaats in de samenleving, vanuit het perspectief van disciplines zoals geschiedenis, sociologie en wetenschaps- en technologiefilosofie.
  4. Om de betrekkingen tussen wetenschap en maatschappij met een verantwoord beleid te onderbouwen, moet de in de vakgebieden geschiedenis, W&T-erfgoed, sociologie en wetenschapsfilosofie verzamelde kennis van de wetenschappen worden uitgebreid, geconsolideerd en in heel Europa worden verspreid.
  5. De ethische panels worden samengesteld uit onafhankelijke deskundigen op uiteenlopende terreinen, zoals recht, sociologie, psychologie, filosofie en ethiek, geneeskunde, moleculaire biologie, scheikunde, natuurkunde, techniek en diergeneeskunde, waarbij een redelijk evenwicht wordt gezocht tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke leden.