Betekenis van:
soep
soep (de ~ | meervoud soepen)
Zelfstandig naamwoord
- gerecht v.e. vloeibare massa
"hete soep"
"er wel soep van lusten"
Hyperoniemen
Hyponiemen
soep
Zelfstandig naamwoord
- een vloeibaar gerecht dat bereid wordt door bepaalde ingrediënten, met name groenten en/of vlees, met bouillon en veel water te koken
"Na gisteren lasagne te hebben gegeten, eten ze vandaag soep."
Voorbeeldzinnen
- De soep is heet.
- De soep smaak naar look.
- De soep is te zout.
- De soep is te heet.
- Deze soep is te pittig.
- Deze soep heeft een vleugje zout nodig.
- Eet je soep voor hij koud wordt.
- Vraag haar hoeveel soep ze wil.
- De soep in de kom was heel lekker.
- Ik hou ervan om hete soep te eten.
- Deze miso soep is te heet om te drinken.
- Soep
- Soep
- Gemengde soep
- Gedehydrateerde soep en bouillon