Betekenis van:
sofa
sofa
Zelfstandig naamwoord
- een gestoffeerde zitbank met een rugleuning
"Het kind had per ongeluk cola over de gloednieuwe sofa gegooid."
Voorbeeldzinnen
- Het ligt op de sofa.
- Tom ligt op de sofa TV te kijken.
- Daar hij moe was, zat hij in de sofa met gesloten ogen.
- Rantanen T (2008), The cause of the Chinese sofa/chair dermatitis epidemic is likely to be contact allergy to dimethylfumarate, a novel potent contact sensitizer.