Betekenis van:
speaker
speaker (de ~ | meervoud speakers)
Zelfstandig naamwoord
- apparaat dat geluid voortbrengt; luidspreker
"native speaker"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
speaker (de ~ | meervoud speakers)
Zelfstandig naamwoord
- voorzitter van het Britse Lagerhuis
Hyperoniemen
speaker (de ~ | meervoud speakers)
Zelfstandig naamwoord
- iem. die mededelingen doet via een geluidsinstalatie