Betekenis van:
speech
speech (de ~ | meervoud speeches, speechen)
Zelfstandig naamwoord
- rede; toespraak
"een speech voorbereiden"
"een speech houden/geven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Niemand luisterde naar de speech.
- Vat je punten kort samen aan het einde van de speech.