Betekenis van:
speelgoed

speelgoed
Zelfstandig naamwoord
  • één of meer voorwerpen voor kinderen om mee te spelen
"Door de brand was ook al het speelgoed van de kinderen verloren gegaan."
speelgoed (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • speelvoorwerpen voor kinderen

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Kinderen spelen met speelgoed.
  2. Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind.
  3. In Thailand gebruikt men kokosnoten als eten, drinken en speelgoed.
  4. SPEELGOED
  5. Speelgoed
  6. speelgoed, spellen
  7. Opblaasbaar speelgoed
  8. Chemisch speelgoed
  9. Functioneel speelgoed
  10. in speelgoed;
  11. „Bevat speelgoed.
  12. Ander speelgoed van textielstoffen
  13. III. Kennisgevingsformulier voor speelgoed
  14. Speelgoed in levensmiddelen
  15. Spellen en speelgoed; kermisattracties