Betekenis van:
speelgoed
speelgoed
Zelfstandig naamwoord
- één of meer voorwerpen voor kinderen om mee te spelen
"Door de brand was ook al het speelgoed van de kinderen verloren gegaan."
speelgoed (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- speelvoorwerpen voor kinderen
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Kinderen spelen met speelgoed.
- Ze koopt een stuk speelgoed voor haar kind.
- In Thailand gebruikt men kokosnoten als eten, drinken en speelgoed.
- SPEELGOED
- Speelgoed
- speelgoed, spellen
- Opblaasbaar speelgoed
- Chemisch speelgoed
- Functioneel speelgoed
- in speelgoed;
- „Bevat speelgoed.
- Ander speelgoed van textielstoffen
- III. Kennisgevingsformulier voor speelgoed
- Speelgoed in levensmiddelen
- Spellen en speelgoed; kermisattracties