Betekenis van:
spier
spier (de ~ | meervoud spieren)
Zelfstandig naamwoord
- elk van de actief beweeglijke weefselstrengen waarmee het geraamte van de mens en hogere diersoorten bekleed is, en die door samentrekking en strekking de beweging van de delen veroorzaken
"de spieren losmaken"
"circulaire spieren"
Hyperoniemen
Hyponiemen
spier
Zelfstandig naamwoord
- een orgaan dat door elektrische signalen gestuurd kan samentrekken
"Het opbouwen van de spieren door middel van gewichtstraining is een populaire sport."
spier
Zelfstandig naamwoord
- een algemene benaming voor een ronde, houten paal op een schip
"Deze spier is nog wel bruikbaar een mastje voor de bijboot."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Spier
- Spier
- Spier
- Spier [2]
- 1000 μg/kg Spier
- 300 μg/kg Spier
- Verrekking; spier- en botaandoening
- Verstuiking, verrekking, spier- en botaandoening
- Verstuiking of verrekking; spier- en botaandoening
- 200 μg robenidinehydrochloride/kg natte spier.
- Spier en huid in natuurlijke verhoudingen
- Spier en huid in natuurlijke verhoudingen
- 200 μg robenidine hydrochloride/kg natte spier.
- Spier en huid in natuurlijke verhoudingen
- Voor vis heeft spier betrekking op „spier en huid in natuurlijke verhoudingen”.