Betekenis van:
spoken

spoken
Werkwoord
  • door spoken bezocht worden
"het spookt op het Muiderslot"
"het spookt [er/'op zee']"

Hyperoniemen

spoken
Werkwoord
  • rondspoken; als spook rondwaren
"door zijn hoofd spoken"
"door het huis spoken"

Synoniemen

Hyperoniemen

spook (het ~ | meervoud spoken)
Zelfstandig naamwoord
  • beangstigende gedachte; schrikwekkende gedachte; nare gedachte
"het spook van de [werkloosheid]"
"het rode spook"

Synoniemen

Hyperoniemen

spook (het ~ | meervoud spoken)
Zelfstandig naamwoord
  • vervelend meisje
"een naar spook"

Hyperoniemen

spook (het ~ | meervoud spoken)
Zelfstandig naamwoord
  • bleek, mager en lelijk persoon; lelijk iemand

Synoniemen

Hyperoniemen

spook (het ~ | meervoud spoken)
Zelfstandig naamwoord
  • geest v.e. dode; spook; verschijning v.e. spook; spookverschijning
"spoken zien"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik geloof in spoken.
  2. Bestaan spoken echt?
  3. Tom zegt dat spoken niet bestaan.
  4. Men zegt dat er in dit bos spoken zitten.