Betekenis van:
spoorwegovergang

spoorwegovergang (de ~ | meervoud spoorwegovergangen)
Zelfstandig naamwoord
  • kruising van spoorweg en verkeersweg; kruising v.e. weg en een spoorweg
"een bewaakte/onbewaakte spoorwegovergang"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. „gebruiker van een spoorwegovergang” iedereen die, hetzij te voet, hetzij met een vervoermiddel, van een spoorwegovergang gebruikmaakt om de sporen over te steken; f)
  2. Waar in de nabijheid van een spoorwegovergang bovenleiding moet worden aangebracht moet de vrije hoogte vergroot worden tot 6140 mm.
  3. „onbevoegde personen op spoorwegterreinen” iedereen die zich op spoorwegterreinen bevindt terwijl dat verboden is, met uitzondering van gebruikers van een spoorwegovergang; h)
  4. „anderen (derden)” iedereen die niet is gedefinieerd als „passagier”, „werknemer, met inbegrip van personeel van onderaannemers”, „gebruiker van een spoorwegovergang” of „onbevoegd personen op spoorwegterreinen”; i) „risico voor de maatschappij in haar geheel”