Betekenis van:
sport
sport
Zelfstandig naamwoord
- lichamelijke bezigheid ter ontspanning of als beroep met spel- of wedstrijdelement waarbij conditie en vaardigheid vereist zijn
sport
Zelfstandig naamwoord
- trede van een ladder
sport
Zelfstandig naamwoord
- stoelspaak
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik hou van sport.
- Sport elke dag.
- Tennis is mijn favoriete sport.
- Mijn favoriete sport is voetbal.
- Tennis is mijn favoriete sport.
- Sommige mensen houden van sport, andere niet.
- Wat sport betreft is John erg goed.
- Hij houdt van sport en ook van studeren.
- Sport
- Sport
- Sport
- Werpmachines (sport)
- Cultuur Sport
- Overige sport
- Cultuur, media en sport