Betekenis van:
spruiten

spruiten
Werkwoord
  • ''~ uit'': voortkomen of voortvloeien uit
"Dit spruit uit zijn verlangen beroemd te worden."
spruiten
Werkwoord
  • uitlopers krijgen
"aardappelen/tulpenbollen spruiten"

Synoniemen

Hyperoniemen

spruit (de ~ | meervoud spruiten)
Zelfstandig naamwoord
  • jonge loot aan bepaalde kool
"spruitjes klaarmaken/koken"

Synoniemen

Hyperoniemen

spruit (de ~ | meervoud spruiten)
Zelfstandig naamwoord
  • nieuw uitgelopen twijg
"spruit schieten"
"er komen nieuwe spruiten aan die plant"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Bladeren en spruiten van Brassica spp. (Mizuna)
  2. Bladeren en spruiten van Brassica spp.
  3. Bladeren en spruiten van Brassica spp. [4]
  4. Bladeren en spruiten van Brassica spp.
  5. Wat indoxacarb betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor gebruik op frambozen, bramen en spruiten.
  6. Wat mandipropamid betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor gebruik op rode amsoi, bladeren en spruiten van brassica, spinazie, postelein en snijbiet.