Betekenis van:
spugen
spugen
Werkwoord
- speeksel uit de mond doen uitschieten
"Hij kreeg van z'n moeder straf omdat hij op de grond spuugde."
spugen
Werkwoord
- overgeven.
"De jongen spuugde over de rand van het schip."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- via de lucht: door hoesten, spugen, zingen of spreken komen aerosolen van een geïnfecteerde persoon op de slijmvliezen van anderen terecht of microbiële aerosolen worden verspreid in de lucht die anderen inademen;