Betekenis van:
stamboom
stamboom (de ~ | meervoud stambomen)
Zelfstandig naamwoord
- boomschema met alle familieleden; stamboom
"een stamboom opmaken/maken"
Synoniemen
Hyperoniemen
stamboom
Zelfstandig naamwoord
- boom van een geslacht, d.i. het geslacht vergeleken bij een boom, waarvan de stam zich telkens meer vertakt
"stamboom van het Huis van Oranje."
stamboom
Zelfstandig naamwoord
- tekening die een boom voorstelt, en waarin de leden van een geslacht in hun verschillende graden van verwantschap worden vermeld
"Een stamboom van zijn familie opmaken."
stamboom
Zelfstandig naamwoord
- boom met rechtopgaande stam
Voorbeeldzinnen
- Vanavond hebben we plezier gehad met het samen opstellen van onze stamboom.