Betekenis van:
stempel

stempel (de ~ | meervoud stempels)
Zelfstandig naamwoord
  • instrument om te stempelen
"je stempel ergens op drukken"
"iemand van de oude stempel"

Hyperoniemen

Hyponiemen

stempel (de/het ~ | meervoud stempels)
Zelfstandig naamwoord
  • afdruk v.e. stempel
"het stempel van [echtheid/waarheid]"
"het stempel op postzegels"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

stempel
Zelfstandig naamwoord
  • een voorwerp met een ingesneden oppervlak waarmee afdrukken gemaakt kunnen worden met inkt of in lak
"Hij zette er zijn stempel op."
stempel
Zelfstandig naamwoord
  • een afdruk van [1]
"Het stempel op de postzegel liet zien dat de brief in Rolde gepost was."
stempel
Zelfstandig naamwoord
  • balk of schoor ter ondersteuning
"De stempels blijven onder de bekisting van de betonbalken staan totdat deze voldoende verhard zijn."
stempel
Zelfstandig naamwoord
  • werktuig, gereedschap waarmee men drukt, perst enz.

Hyperoniemen

Hyponiemen

stempel
Zelfstandig naamwoord
  • kenmerk

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Geachte passagiers! Indien u het vervoermiddel betreedt zonder in het bezit te zijn van een geldig abonnement, stempel dan uw plaatsbewijs af vóór de volgende halte.
  2. (STEMPEL)
  3. Stempel
  4. Stempel:
  5. Stempel
  6. (Stempel)
  7. Stempel
  8. Stempel
  9. Stempel
  10. (stempel)
  11. Stempel:”
  12. Stempel
  13. SPECIAAL STEMPEL
  14. (Handtekening) (Stempel)
  15. Stempel (8)