Betekenis van:
stevig
stevig
Bijvoeglijk naamwoord
- van aanzienlijk sterkte
"De bokser deelde in die ronde een paar stevige klappen uit."
stevig
Bijvoeglijk naamwoord
- krachtig, stevig
"een stevige knul/bonk/meid/tante"
"stevige kuiten"
Synoniemen
Voorbeeldzinnen
- Deze brug lijkt stevig.
- Ze hield mijn hand stevig vast.
- Ze hield mijn arm stevig vast.
- stevig,
- moeten stevig zijn uitgevoerd,
- stevig tot hard, snijdbaar
- moeten stevig en duurzaam zijn;
- stevig vastgemaakt aan het vistuig;
- stevig tot soepel en smedig
- Leuningen en handgrepen moeten voldoende stevig zijn.
- soepel tot stevig of hard, snijdbaar
- wit, stevig en zeer geurig vruchtvlees hebben.
- moeten stevig op hun plaats worden gehouden,
- „Avocado’s moeten stevig zijn en zorgvuldig worden geplukt.”;
- Zij mogen minder stevig zijn, maar niet verwelkt.