Betekenis van:
stil

stil
Bijvoeglijk naamwoord
  • eenzaam; rustig
"een stil(le) straat/plekje"
"stille berusting"

Synoniemen

Hyperoniemen

stil
Bijvoeglijk naamwoord
  • stiekem; stiekem; heimelijk
"een stille hoop"
"stille armoede"

Synoniemen

stil
Bijvoeglijk naamwoord
  • zonder geluid voort te brengen; geluidloos; onhoorbaar
"stille waters hebben diepe gronden"
"een stille genieter"

Synoniemen

stil
Bijvoeglijk naamwoord
  • geen of weinig geluid producerend: ''stille motoren'', ''stil wegdek''

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze werd plots stil.
  2. We hielden hen stil.
  3. Wees stil, allemaal.
  4. De kinderen waren erg stil.
  5. Waarom is ze zo stil?
  6. Probeer het stil te houden.
  7. Wees stil in de bibliotheek, jongens.
  8. Hier mag je niet stil zijn.
  9. Ge moet u enkele dagen stil houden.
  10. De klok staat stil. Hij heeft een nieuwe batterij nodig.
  11. We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.
  12. Zonder de zon ben ik stil
  13. Ik vind het vreemd dat Alice zich zo lang stil houdt.
  14. Als ik alleen thuis ben, is het te stil in huis.
  15. M'n horloge stond stil, dus ik wist niet hoe laat het was.