Betekenis van:
stil
stil
Bijvoeglijk naamwoord
- eenzaam; rustig
"een stil(le) straat/plekje"
"stille berusting"
Synoniemen
Hyperoniemen
stil
Bijvoeglijk naamwoord
- zonder geluid voort te brengen; geluidloos; onhoorbaar
"stille waters hebben diepe gronden"
"een stille genieter"
Synoniemen
stil
Bijvoeglijk naamwoord
- geen of weinig geluid producerend: ''stille motoren'', ''stil wegdek''
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ze werd plots stil.
- We hielden hen stil.
- Wees stil, allemaal.
- De kinderen waren erg stil.
- Waarom is ze zo stil?
- Probeer het stil te houden.
- Wees stil in de bibliotheek, jongens.
- Hier mag je niet stil zijn.
- Ge moet u enkele dagen stil houden.
- De klok staat stil. Hij heeft een nieuwe batterij nodig.
- We waren zo opgewonden dat we niet stil konden zitten.
- Zonder de zon ben ik stil
- Ik vind het vreemd dat Alice zich zo lang stil houdt.
- Als ik alleen thuis ben, is het te stil in huis.
- M'n horloge stond stil, dus ik wist niet hoe laat het was.