Betekenis van:
stipt

stipt
Bijvoeglijk naamwoord
  • precies op tijd komend
"Het is vreemd dat hij er niet is, want hij is altijd zo stipt."
stipt
Bijvoeglijk naamwoord
  • nauwgezet.
"Stipte naleving hiervan is vereist."
stipt
Bijvoeglijk naamwoord
  • zorgvuldig; nauwkeurig; stipt, nauwgezet; nauwkeurig; nauwgezet; punctueel; nauwgezet; nauwgezet; stipt; zorgvuldig
"stipte naleving/nakoming/betaling"
"[bevelen/voorschriften/regels/verplichtingen] stipt opvolgen/naleven/nakomen"

Synoniemen

Hyperoniemen

stipt
Bijvoeglijk naamwoord
  • op tijd; vroeg

Synoniemen

Hyperoniemen

stipt
Bijwoord
  • met grote precisie
"Deze aanwijzingen moeten stipt opgevolgd worden voor het beste resultaat."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik verwacht dat je stipt bent.
  2. Zoals gewoonlijk was Mike op tijd. Hij is zeer stipt.