Betekenis van:
stoot
stoot (de ~ | meervoud stoten)
Zelfstandig naamwoord
- harde duw; duw of stoot
"de stoot tot iets geven"
"op stoot"
Synoniemen
Hyperoniemen
stoot
Zelfstandig naamwoord
- een kracht van korte duur die tegen iets of iemand aan wordt uitgeoefend
"Hij gaf hem een flinke stoot."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
- Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
- Stoot (staal)
- Stoot- en trekwerk
- Stoot- en trekwerk [punt 4.2.2.2.2.2]
- Warme teer stoot kankerverwekkende gassen uit.
- Dexia stoot de in de onderhavige overweging genoemde activa af:
- KBC stoot meerdere andere activiteiten af, zoals […], in onder meer […].
- Stoot- en trekwerk Koppelbomen voor berging en afslepen
- Wagens moeten aan beide uiteinden zijn uitgerust met een elastisch stoot- en trekwerk.
- of met stoot- en trekwerk dat voldoet aan de eisen gesteld in punt 4.2.2.2.2.2.
- zich al dan niet herstellende vervormbare delen van het stoot- en trekwerk;
- De groep SNCM stoot al haar rechtstreekse en niet-rechtstreekse deelnemingen in de volgende bedrijven af:
- Dexia stoot de hierna opgesomde activa af volgens het onderstaande tijdschema:
- Stoot- en trekwerk moet voldoen aan de eisen gesteld in punt 4.2.2.1.2 van de TSI „Rollend materieel — Goederenwagens — voor het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem”, versie 2005.