Betekenis van:
stoplicht

stoplicht (het ~ | meervoud stoplichten)
Zelfstandig naamwoord
  • verkeerslicht
"het stoplicht springt op rood/groen"
"door het (rode) stoplicht rijden"

Synoniemen

Hyperoniemen

stoplicht (het ~ | meervoud stoplichten)
Zelfstandig naamwoord
  • signaallicht achter op een motorvoertuig, dat gaat branden als de rem in werking treedt

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. We moeten op het stoplicht letten.
  2. Steek de straat niet over wanneer het stoplicht rood is.
  3. Stoplicht
  4. Stoplicht
  5. stoplicht:
  6. stoplicht: rood;
  7. STOPLICHT (Reglement nr.7)
  8. met het stoplicht, het mistlicht achter of het parkeerlicht.
  9. een stoplicht met twee lichtsterkteniveaus (S2), goedgekeurd krachtens Reglement nr. 7, wijzigingenreeks 01.
  10. In ieder geval moet de afstand tussen mistachterlicht en stoplicht groter zijn dan 100 mm.
  11. een stoplicht met twee lichtsterkteniveaus (S2), goedgekeurd krachtens wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 7;
  12. In ieder geval moet de afstand tussen het mistlicht achter en het stoplicht groter zijn dan 100 mm.
  13. Wanneer de achterkentekenplaatverlichting gecombineerd is met het achterlicht of samengebouwd is met het stoplicht of het mistachterlicht, mogen de fotometrische eigenschappen van de achterkentekenplaatverlichting gedurende het oplichten van het stoplicht of het mistachterlicht veranderen.
  14. De afstand tussen de opvallende markering aan de achterkant van een voertuig en ieder verplicht stoplicht moet ten minste 200 mm bedragen.
  15. Onder „stoplicht” verstaat men een licht bestemd om de weggebruikers die zich achter de trekker bevinden kenbaar te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient.