Betekenis van:
straf
straf (de ~ | meervoud straffen)
Zelfstandig naamwoord
- maatregel tegen iets ongeoorloofds; toediening v.e. straf; bestraffende maatregel
"een disciplinaire straf"
"je straf uitzitten"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
straf
Zelfstandig naamwoord
- maatregel of behandeling ter vergelding van een misdaad of overtreding
straf
Zelfstandig naamwoord
- groot ongemak
"het is een straf om"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
straf
Bijvoeglijk naamwoord
- sterk
"Straffe koffie."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Tieners zijn Gods straf voor seks.
- Geen straf zonder wetten
- Er is geen misdaad, (dus) geen straf als er geen voorafgaande (straf)wettelijke bepaling is
- De straf kan verminderen, de schuld zal eeuwig zijn
- Romans go home" uit Monty Python's Life of Brian. Terwijl hij "Romanes eunt domus" op de muur schrijft, wordt hij gesnapt door een Romeinse centurion, die hem voor straf 100 maal de correcte vertaling "Romani ite domum
- Straf
- Militaire straf
- een voorwaardelijke straf,
- een alternatieve straf
- een alternatieve straf;
- Uitstel van straf/maatregel
- 038 Opgelegde straf
- Einde van de straf
- Verwijdering bij wijze van straf of bijkomende straf
- Omzetting van de straf/maatregel