Betekenis van:
strop

strop (de ~ | meervoud stroppen)
Zelfstandig naamwoord
  • lus van touw e.d. die aangetrokken kan worden
"iemand de strop om de hals doen"
"de strop krijgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

strop (de ~ | meervoud stroppen)
Zelfstandig naamwoord
  • aanzienlijk nadeel
"een financiële strop"

Hyperoniemen

strop
Zelfstandig naamwoord
  • val om wild te vangen

Hyperoniemen

Hyponiemen

strop
Zelfstandig naamwoord
  • touw dat of ketting die om een voorwerp wordt geslagen dat men wil ophijsen

Synoniemen

Hyperoniemen

strop
Zelfstandig naamwoord
  • metalen band of beugel die constructiedelen bijeenhoudt

Hyperoniemen

strop
Zelfstandig naamwoord
  • das om de nek die voor de borst hangt; stropdas; das die men stropt

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. 6 Kleine strop
  2. Kabels of stroppen van textielvezel mogen geen knopen, splitsen of verbindingen hebben, behalve aan het uiteinde van de strop of aan de verbinding van een gesloten strop/lus;
  3. De kleine strop mag niet om het BACOMA-ontsnappingspaneel heen worden aangebracht.
  4. de gebruikscoëfficiënt van alle metalen componenten van een strop, of de in combinatie met een strop gebruikte metalen delen, wordt zodanig gekozen dat een adequaat veiligheidsniveau is gewaarborgd; deze coëfficiënt bedraagt in de regel 4;
  5. het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;
  6. het stuk want mag slechts langs de voor- en zijkant aan de kuil en op geen enkele andere plaats zijn bevestigd en moet zodanig zijn vastgemaakt dat het niet verder naar voren kan reiken dan vier mazen vóór de vaste strop op de kuil en niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn eindigt; indien er geen vaste strop op de kuil is, mag het stuk want niet verder reiken dan een derde van de kuil, gemeten vanaf niet minder dan vier mazen vóór de pooklijn;