Betekenis van:
studeren

studeren
Werkwoord
  • onderwijs volgen in
"medicijnen/kunstgeschiedenis/rechten studeren"
"voor [apothekersassistent] studeren"

Hyperoniemen

studeren
Werkwoord
  • wetenschap of kunst uitoefenen
"op de bepaling van tijd studeren"
"op [een muziekstuk] studeren"

Hyperoniemen

Hyponiemen

studeren
Werkwoord
  • het volgen van een opleiding en verwerven van kennis, gewoonlijk aan een universiteit als voornaamste bezigheid
"Jan studeert in Groningen."
studeren
Werkwoord
  • het zich concentreren op een bepaalde lesstof om zich deze eigen te maken
"Je moet Jan niet storen want hij zit te studeren."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik wil Duits studeren.
  2. Ik ga Duits studeren.
  3. Goede studenten studeren hard.
  4. Ik zal harder moeten studeren.
  5. Ben je aan het studeren?
  6. De meeste studenten studeren hard.
  7. Al de studenten studeren Engels.
  8. Het is je plicht om te studeren.
  9. Hoezo wil je in het buitenland studeren?
  10. Hij was te moe om te studeren.
  11. Ik ben voortdurend aan het studeren.
  12. Veel studenten studeren graag 's ochtends.
  13. Ik heb besloten door te studeren.
  14. Ik wil in het buitenland studeren.
  15. Meneer Wang kwam naar Japan om Japans te studeren.