Betekenis van:
stug
stug
Bijvoeglijk naamwoord
- kras
"een stug verhaal"
"dat lijkt me stug!"
stug
Bijvoeglijk naamwoord
- weinig meegevend, weerbarstig
"Het valt niet mee die stugge vacht te borstelen."
stug
Bijvoeglijk naamwoord
- weinig waarschijnlijk, niet te geloven
"Dat lijkt me echt stug."
stug
Bijvoeglijk naamwoord
- (met name van personen) stijf, niet tegemoetkomend, stuurs
"De stugge houding van de vakbonden."
stug
Bijvoeglijk naamwoord
- niet te verbuigen; niet flexibel; niet soepel; stug
"stug(ge) materiaal/stof/leer"
"een stugge veer"