Betekenis van:
sturen

sturen
Werkwoord
  • naar het roer of stuur luisteren, zich laten sturen
"slecht/goed sturen"

Hyperoniemen

sturen
Werkwoord
  • (een werktuig) bedienen
"een apparaat sturen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

sturen
Werkwoord
  • het stuur bedienen
"slecht/goed sturen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

sturen
Werkwoord
  • (een voer- of vaartuig) de gewenste richting doen volgen
"hij stuurde de auto naar links in plaats van naar rechts"

Synoniemen

Hyperoniemen

stuur (het ~ | meervoud sturen)
Zelfstandig naamwoord
  • inrichting waarmee men een voertuig stuurt
"de macht over het stuur verliezen"
"achter het stuur (zitten)"

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kun je dat per e-mail sturen?
  2. Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
  3. We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.
  4. Ik heb hem gevraagd ons het boek op te sturen.
  5. Ik moet niet vergeten haar de brief te sturen.
  6. Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen.
  7. Als ik je een spekje kon sturen, Trang, zou ik het doen.
  8. sturen
  9. Cheque te sturen aan
  10. Sturen voor rijwielen
  11. Zevende aanbeveling om het gebruik te sturen
  12. Vierde aanbeveling om het gebruik te sturen
  13. Zesde aanbeveling om het gebruik te sturen
  14. Sturen van de organisatie van de omschakeling
  15. Eerste aanbeveling om het gebruik te sturen