Betekenis van:
stuurboord

stuurboord (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • rechterkant v.e. schip
"aan/over stuurboord"
"stuurboord sterk!"

Hyperoniemen

stuurboord
Zelfstandig naamwoord
  • de rechterzijde als men vanop een schip naar de boeg kijkt

Voorbeeldzinnen

  1. één naar stuurboord met een roerhoek δ = 45°
  2. δ = 45° STUURBOORD [1] Doorhalen wat niet van toepassing is.
  3. δ = 20° STUURBOORD [1] Doorhalen wat niet van toepassing is.
  4. één naar stuurboord met een roerhoek δ = 20°
  5. δa = … STUURBOORD [1] Doorhalen wat niet van toepassing is.
  6. Hoeksnelheid van het roer over het bereik 35° bakboord naar 35° stuurboord [1] Doorhalen wat niet van toepassing is.
  7. Deze eis dient ook te worden gecontroleerd wanneer het schip op volle snelheid vaart door het roer te bewegen over een bereik van 35° bakboord naar 35° stuurboord.
  8. bij het gebruik van een BCM die zowel aan bakboord als aan stuurboord aas uitwerpt, erop toe te zien dat twee vogelverschrikkerlijnen worden gebruikt.
  9. De roerhoek δ (bv. 20° stuurboord) wordt gehandhaafd tot de waarde r1 van de draaisnelheid als bedoeld in punt 2.2 voor de betreffende afmetingen van het schip of het samenstel is bereikt.
  10. Dit moet worden aangetoond met gesimuleerde uitwijkmanoeuvres naar bakboord en stuurboord met voorgeschreven waarden waarbij voor bepaalde draaisnelheden van het schip als reactie op het draaien en het vervolgens controleren van het roer aan een bepaalde tijdslimiet moet worden voldaan.
  11. .4 Hoofdvoortstuwingswerktuigen en alle hulpwerktuigen die noodzakelijk zijn voor de voortstuwing en veiligheid van het schip moeten, als zij in het schip zijn gemonteerd, kunnen functioneren wanneer het schip recht ligt of een slagzij tot en met 15 ° heeft, hetzij over stuurboord hetzij over bakboord onder statische omstandigheden, en 22,5 ° onder dynamische omstandigheden (slingeren) naar stuurboord en naar bakboord met gelijktijdig een dynamische stampbeweging van 7,5 ° over boeg en achtersteven.
  12. .1.6.3 De waterafvoer van rorodekken en voertuigdekken moet een zodanige capaciteit hebben dat de spuigaten, afvoerpoorten, enz. aan stuurboord- en aan bakboordzijde het water afkomstig van dompel- en brandbluspompen kunnen verwerken, rekening houdend met de kop- of stuurlast en slagzij.
  13. aa) De voornaamste bedieningsinrichtingen en controle-instrumenten moeten zich in het voorwaartse gezichtsveld en binnen een boog van ten hoogste 180° (90° stuurboord en 90° bakboord) bevinden, inclusief de vloer en het plafond.
  14. .1.6.3 De waterafvoer van ro-ro-dekken en voertuigdekken moet een zodanige capaciteit hebben dat de spuigaten, afvoerpoorten, enz. aan stuurboord- en aan bakboordzijde het water afkomstig van dompel- en brandbluspompen kunnen verwerken, rekening houdend met de kop- of stuurlast en slagzij.
  15. zowel in onbeschadigde als beschadigde toestand moet het model de juiste waterverplaatsing hebben en diepgangsmerken (TA, TM, TF, bakboord en stuurboord) met een maximale toegestane afwijking voor ieder diepgangsmerk van + 2 mm. De diepgangsmerken op voor- en achterschip moeten zich zo dicht mogelijk bij PF en AP bevinden als praktisch uitvoerbaar is;