Betekenis van:
suikergoed

suikergoed (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • snoep van suiker, met Sinterklaas bereid
"suikergoed en marsepein"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Snoep/suikergoed
  2. Suiker, gekonfijt fruit en suikergoed
  3. Machines voor het vervaardigen van suikergoed, cacao en chocolade
  4. gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen
  5. Gom- en geleiproducten, inclusief vruchtenpasta's toebereid als suikergoed
  6. Gom- en geleiproducten, inclusief vruchtenpasta's toebereid als suikergoed
  7. gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen
  8. gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen–––– g of meer
  9. zoethoutextract (drop) met meer dan 10 gewichtspercenten sacharose of toebereid als suikergoed (post 1704);
  10. gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen–––– g of meer
  11. machines en toestellen voor het vervaardigen van suikergoed, cacao of chocolade
  12. De posten 2007 en 2008 omvatten niet: vruchtengelei, vruchtenmoes, door een suikerlaag omgeven amandelen en dergelijke producten, in de vorm van suikergoed (post 1704) of van chocoladewerk (post 1806).