Betekenis van:
suikergoed
suikergoed (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- snoep van suiker, met Sinterklaas bereid
"suikergoed en marsepein"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Snoep/suikergoed
- Suiker, gekonfijt fruit en suikergoed
- Machines voor het vervaardigen van suikergoed, cacao en chocolade
- gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen
- Gom- en geleiproducten, inclusief vruchtenpasta's toebereid als suikergoed
- Gom- en geleiproducten, inclusief vruchtenpasta's toebereid als suikergoed
- gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen
- gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen–––– g of meer
- zoethoutextract (drop) met meer dan 10 gewichtspercenten sacharose of toebereid als suikergoed (post 1704);
- gom- en geleiproducten, vruchtenpasta's toebereid als suikergoed daaronder begrepen–––– g of meer
- machines en toestellen voor het vervaardigen van suikergoed, cacao of chocolade
- De posten 2007 en 2008 omvatten niet: vruchtengelei, vruchtenmoes, door een suikerlaag omgeven amandelen en dergelijke producten, in de vorm van suikergoed (post 1704) of van chocoladewerk (post 1806).