Betekenis van:
supermarkt
supermarkt (de ~ | meervoud supermarkten)
Zelfstandig naamwoord
- grote winkel met levensmiddelen
- winkel voor levensmiddelen met zelfbediening
"naar de supermarkt (zijn/gaan)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
supermarkt
Zelfstandig naamwoord
- een relatief grote zelfbedieningswinkel waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht
supermarkt
Zelfstandig naamwoord
- een relatief grote zelfbedieningswinkel waar voedingsmiddelen en huishoudelijke artikelen worden verkocht
Voorbeeldzinnen
- De supermarkt is open.
- Mary werkt bij een supermarkt.
- Ik ben naar de supermarkt geweest.
- Ze kopen groenten in de supermarkt.
- Mijn huis staat dicht bij de supermarkt.
- Tom gaat altijd naar de supermarkt waar Mary werkt.
- De gemiddelde supermarkt verkoopt 50.000 producten.
- De appels van onze eigen boom smaken veel beter dan de bespoten appels uit de supermarkt.
- supermarkt;
- supermarkt,
- Supermarkt, hypermarkt
- Leverancier (winkel, supermarkt, via post, internet) en landen van bestemming:GEVAAR13.
- Bemonsteringsplaats plaats waar het monster is genomen, bv. supermarkt, snackbar, bakkerij, fastfoodketen, enz.
- Er werd ook beweerd dat sommige bottelaars niet in staat zouden zijn om prijsverhogingen aan hun klanten, namelijk supermarkt-/winkelketens, door te geven, en dat zij eventuele kostenstijgingen niet zouden overleven.
- Het gemiddelde omzetcijfer van een supermarkt was circa.40 miljoen FRF. Bijna de helft van dit bedrag betrof verse producten. Van deze verse producten had 22 % betrekking op pluimvee, wat het omzetcijfer voor vlees op circa 4 miljoen FRF brengt.