Betekenis van:
taak

taak (de ~ | meervoud taken)
Zelfstandig naamwoord
  • extra schoolwerk in de vakantie
"een taak krijgen"
"een taak maken"

Hyperoniemen

taak (de ~ | meervoud taken)
Zelfstandig naamwoord
  • hoeveelheid werk die je moet doen; opdracht
"een taak volbrengen"
"de taak om [iets] te [doen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

taak
Zelfstandig naamwoord
  • een te verrichten werk

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kleren wassen is mijn taak.
  2. Dit is een heel tijdrovende taak.
  3. De taak is zo goed als afgewerkt.
  4. Het is een te zware taak voor mij.
  5. De taak is zo moeilijk dat ik het niet kan volbrengen.
  6. Mijn eerste taak was om er ongekwalificeerde sollicitanten uit te halen.
  7. Taak
  8. Taak
  9. Energie taak 1
  10. Taak van de voorzitter
  11. Energie taak 2
  12. Afbeel-dingen/taak
  13. Taak en andere activiteiten
  14. Interim afbeeldingen/taak
  15. de taak die zij delegeert;